Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Ik wijd aan U dees verzen, zwaar geslagen,’

logo.ensafh

 

VII.

Ik wijd aan U dees verzen, zwaar geslagen,
Van Passie, en Verdoemenis, en Trots,
In doodsbleek marmer of dooraderd rots,
Al naar mijn kunstnaars-wil en welbehagen.

Zij zijn doorleefd: ‘k heb daarin neêrgedragen,
Rijkhandig, al wat, in den loop des Lots,
Aan menschenliefde of hooge Liefde Gods,
Dit doodarm Wezen heeft te voelen wagen.

Ik, die mijn Leven uit-te-zeggen zoek,
Heb al mijn lieve voelen, zoeken, tasten
En weten in dit somber boek gevat.

En ‘k bied, met dit mijn eerste en laatste boek,
Een laatsten groet aan U, die met uw vasten
Stap naast mijn àl te wankle schreden tradt.… Lês fierder

Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Zij hoorde ‘t twisten, en den doffen smak -’

logo.ensafh

 

IV.

Zij hoorde ‘t twisten, en den doffen smak –
Zij kwám niet – zág niet – zag in mijmering
Altijd die eene plek, waar de appel hing,
En de appel zelven aan dienzelfden tak.

Zij dacht: ‘is ‘t ál een dróom… herinnering…?
Was ‘t mijn hand… wee mij! Góds hand, die hem brak..?
Toen trad Gods engel tot haar, kalm, en sprak:
‘De Heer zegt: ‘Vrouwe, zie uw zoon!’’ en ging.

En golvend vielen op zijn vaal gelaat
Haar lokken, toen zij viel, de goudenen,
Wijl ‘t zware hoofd aan ‘t outer bonsde, en lag…

Zij roept het lijk… roept God… die zwijgt en haat…
Zij wist niet dat de dood zóo stil was… en
Vóelt dat zij was vervlóekt; van de’ Eersten Dag…

Willem Kloos

 
 

IV.… Lês fierder

Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,’

logo.ensafh

 

V.

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ‘t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.

En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor ’t heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten.

— En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb’re leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed

En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar ’k niet langer woorden vond.… Lês fierder

Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht’

logo.ensafh

 

VI.

Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht
De witte bloesems in de scheemring – ziet,
Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht,
Een enkele, al te late vogel vliedt.

En ver, daar ginds, die zacht-gekleurde lucht
Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet
In teêrheid.., Rust – o, wonder-vreemd genucht!
Want alles is bij dag zóó innig niet.

Alle geluid, dat nog van verre sprak,
Verstierf – de wind, de wolken, alles gaat
Al zacht en zachter – alles wordt zoo stil…

En ik weet niet, hoe thans dit hart, zoo zwak,
Dat al zóó moê is, altijd luider slaat,
Altijd maar luider, en niet rusten wil.… Lês fierder

Klaas Bruinsma

It hart mei de wite foet [1]

logo.ensafh

 

[Ridderroman út ’e Arthur-syklus, hânskrift earste helte 14e ieu]

*

Yn ’t hof fan kening Arthur wien’
de hearen út elkoarren gien.
Dat haw ik jim hjirfoar ferteld.
No hat ús wier de skiednis meld:
doe kaam in jonkfrou en dêr rûn

5

har nei in lytse wite hûn.
Sa gau’t hja yn it hof oankaam
en kening Arthur dêr fernaam,
doe spriek hja, sa’t har lânsfolk sei:
“Dat God omheech jo seingje mei,

10

omt Hy almachtich is en grut.
Hear kening, harkje nei myn wurd.
Hear ’t útstel ta in weachstik oan:
djip yn in moai grien dal is ’t wâld.… Lês fierder

Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Zooals daar ginds, aan stille blauwe lucht,’

logo.ensafh

 

II.

Zooals daar ginds, aan stille blauwe lucht,
Zilveren-zacht, de half-ontloken maan
Bloeit als een vreemde bloesem zonder vrucht,
Wier bleeke bladen aan de kim vergaan,

Zóó zag ik eens, in wonder-zoet genucht,
Uw half-verhulde beelt’nis voor mij staan, –
Dán, met een zachten glimlach en een zucht,
Voor mijn verwonderde oogen ondergaan.

Ik heb u lief, als droomen in den nacht,
Die, na een eind’loos heil van éénen stond,
Bij de eerste schemering voor immer vloôn:

Als morgen-rood en bleeke sterren-pracht,
Iets liefs, dat men verloor en niet meer vond,
Als alles, wat héél ver is en héél schoon.

Willem Kloos


 

II.… Lês fierder

Andries Miedema

Willem Kloos: ‘Ik droomde van een kálmen, bláuwen nacht:’

logo.ensafh

 

III

Ik droomde van een kálmen, bláuwen nacht:
De matte maan lag laag in mistig glimmen –
Maar hóóg scheen van de schemerende kimmen
Der klare starren wolkenlooze wacht.

Toen, tusschen maan en starren, rees Zij zacht –
Mij zoeter dan de Muze! – en scheen een schimme,
Wijl ‘k om haar hoofd als diademen klimmen
En dalen zag der sterren gouden pracht.

O liefste mijne! éer ik een gróete vond –
Ave Maria! ruischte ‘t door mijn ziele,
En heel mijn ziele ruischte u toe – éen zucht…

Totdat op eenmaal door de stille lucht
Al die millioenen gouden droppels vielen,
En ge als een heilige in die glorie stondt.… Lês fierder