
Veel mensen weten niets van het leven van hun familie in de negentiende eeuw. Dat heeft iets treurigs. De geschiedenis van je familie houdt vaak bij drie generaties eerder op. Literatuur uit de tijd zelf en geschiedenisboeken geven natuurlijk wel een beeld van het leven in een bepaalde tijd, een bepaald land een bepaalde streek. Ze beantwoorden echter niet de vraag hoe het voor iemand is geweest die geen romanpersonage was in die tijd en daardoor onderhevig was aan de wetten van literatuur van die tijd. Daarnaast zijn er natuurlijk de hedendaagse historische romans. In die romans wordt een poging gedaan je het gevoel te geven werkelijk in die tijd te zijn waarin je voorvaders leefden. Het is daarom het vermelden waard dat er nu weer een historische Friese roman is verschenen, Oerfeart van Aggie van der Meer.
Aggie van der Meer is in de Friese pers voornamelijk bejubeld om haar onderwerpkeuze (bijvoorbeeld pedofilie in Lytse roman fan Jon Fels) en om haar stijl, die vooral wordt gekarakteriseerd door een enorme beeldenrijkdom en overdadig gebruik van metaforen.
Tot nu toe heeft ze vier romans, drie dichtbundels, een aantal toneelstukken en een kinderboek geschreven. De roman Untdekking fan ‘e wrâld (2004) is volgens Jabik Veenbaas – overigens één van de weinigen die kritiek heeft op aspecten van de literaire produktie van Van der Meer – niet zo geslaagd als de voorganger (Lytse roman fan Jon Fels, 2002):
(…) it is te ûnpersoanlik (…)
schreef hij in de Leeuwarder Courant van 22 oktober 2004. Over de Lytse roman fan Jon Fels schreef Veenbaas echter al dat hij het moralisme dat hem in ‘De stêd, it bist, de ingel’ stoorde, nu minder vervelend vond. (Leeuwarder Courant, 8.11.2002).
Het verhaal van de roman Oerfeart van Aggie van der Meer speelt zich af in het huisje Beth in Bolsward. Drie personages komen daar samen en vertellen elkaar verhalen over hun leven. De schrijfster en verteller van het verhaal, is één van die personages. De twee anderen zijn haar oma en haar betovergroot vader. Beiden zijn overleden, maar door de schrijfster tot leven gewekt en naar de andere (deze) kant gebracht. Het verhaal dat zij elkaar vertellen is het verhaal van hun familie. Afkomstig uit Duitsland, toen naar Groningen en vervolgens naar Bolsward verhuisd. Op hun tocht vergezeld door een schilderij van het laatste avondmaal. Omdat een deel van de personages joods is, is dit een merkwaardig schilderij en gedraagt het zich ook zo: het verdwijnt en verschijnt op geregelde tijden.
De schrijfster heeft in Oerfeart steeds het laatste woord en suggereert al snel dat ze voor de moeilijke opdracht staat om de andere gesprekspartners uit te legggen dat er in Bolsward en Appingedam bijna geen joden meer wonen. Als ze uiteindelijk via verhalen over de Tachtigjarige Oorlog, de Franse Revolutie, arbeidersopstanden en de Eerste Wereldoorlog aan de Tweede Wereldoorlog is toegekomen, gebeurt er iets merkwaardigs. Ze gaat de gebeurtenissen vertellen alsof ze met zijn drieën naar een film kijken, dat wil zeggen letterlijk naar een film kijken. Dat is te makkelijk.
De roman opent met een proloog in de vorm van een verantwoording. Daarin zegt de schrijfster dat de naakte feiten van haar familiegeschiedenis om aankleding vroegen. Door deze toelichting wordt de ‘historische familieroman’ een autobiografische roman. Het is de vraag of je dit verhaal überhaupt wel een roman kunt noemen. Aggie van der Meer heeft vaker met genres gespeeld, dus zal ze als schrijver wel bewust de ondertitel ‘in histoaryske famyljeroman’ aan dit verhaal meegegeven hebben. Mij lijkt het meer een kroniek van een familie in een literair jasje dan een echte roman. Maar wat is een echte roman? Milan Kundera schreef in De kunst van de roman dat een roman altijd een beeldend, ambigu onderzoek is. Deze roman is volgens mij te moralistisch en autoritair om ambigu te kunnen zijn.
Iedereen gaat eens dood. Latere generaties lezen heel misschien nog wat over je in een geschiedenis handboek, maar het persoonlijke leven gaat verloren in de abstractie van die beschrijvingen. Dat is tragisch. Aggie van der Meer heeft daar een daad tegenover willen stellen, maar de verteller uit haar roman heeft juist kennis van het verleden via de literatuur en de geschiedschrijving die ze haar personages voorhoudt. Dit gebeurt bovendien te vaak door middel van retorische zinnen. De personages lijken verzonnen naar aanleiding van citaten uit de gebruikte literatuur en niet andersom. Ook het gebruik van citaten maakt het boek niet geloofwaardiger, maar betweterig. De autoritaire positie van de verteller maakt het experiment eigenlijk bij voorbaat al onschadelijk. Iemand in het heden de geschiedenis uit laten leggen aan mensen uit het verleden, plaatst die verteller onmiddellijk op een voetstuk, waar ze bovendien graag op staat. Als rode draad door de verhalen ligt dan ook nog een zogenaamde zoektocht naar een schilderij: het is niet spannend en het wordt jammer genoeg ook niet spannend. Op geen enkel moment is deze zoektocht een geloofwaardige onderneming, daarvoor is er te weinig betrokkenheid van de personages bij die zoektocht.
Met Oerfeart schreef Aggie van der Meer een roman die meer lijkt op een illustratie uit een geschiedenisboek dan op een overtuigend verhaal. Aan vorige generaties wordt met dit verhaal geen recht gedaan. De verteller van Oerfeart zit zijn eigen personages onopzettelijk in de weg.
Aggie van der Meer, Oerfeart
Utjouwerij Frysk en Frij, 2006,
245 pagina’s, ISBN: 13 978 90 8566 0149