
Opgravingen. In de naaste omgeving van de crematoria van Birkenau – het op drie kilometer van het oorspronkelijke concentratiekamp Auschwitz (het Stammlager) gelegen vernietigingscentrum met vier complexen van gaskamers, ovens en verbrandingskuilen – werden tussen 1945 en 1980 met grote tussenpauzes manuscripten gevonden, grotere en kleinere, geschreven door leden van het joodse Sonderkommando dat in de doodsfabriek het vuile werk bij de gaskamers en crematoria moest doen. Van de vermoedelijk zesendertig manuscripten die de schrijvers in flessen en potten begraven hebben, zijn er acht gevonden, sommige goed bewaard gebleven, andere zwaar gehavend. In oktober 1980 werd er nog een in het Grieks geschreven handschrift ontdekt, van Marcel Nadjari, de enige van de schrijvers die het overleefd heeft. De eerste, in februari 1945 op aanwijzing van voormalige gevangenen door het Rode Leger gevonden tekst was in het Frans geschreven, door Chaïm Herman. In maart 1945 werden twee in het Jiddisj geschreven manuscripten van Zalmen Gradowski gevonden. Shlomo (Zlama) Dragon, een van de weinige overlevende Sonderkommandos, wist waar ze begraven lagen. Hij was als Stubendienst belast geweest met het schoonmaken van de slaapplaatsen van de mannen die de hele dag bij de gaskamers en de ovens werkzaam waren. Dankzij hem had Gradowski een plaats bij het raam gekregen zodat hij licht had om te schrijven; het papier werd hem bezorgd door Jakob Freimark, een gevangene uit het commando Kanada, dat de bezittingen van nieuwaangekomenen sorteerde, Jakob Freimark. Dit is een van de aanwijzingen dat schrijven in Birkenau groepswerk was. In april werd een eveneens in het Jiddisj geschreven manuscript van Lejb Langfus gevonden, en van hem zeven jaar later een tweede – ook hij had er meer geschreven en begraven. In juli 1961 werd een eerste tekst van Zalmen Lewental gevonden, een tweede in oktober 1962.In de naaste omgeving van de crematoria van Birkenau – het op drie kilometer van het oorspronkelijke concentratiekamp Auschwitz (het Stammlager) gelegen vernietigingscentrum met vier complexen van gaskamers, ovens en verbrandingskuilen – werden tussen 1945 en 1980 met grote tussenpauzes manuscripten gevonden, grotere en kleinere, geschreven door leden van het joodse Sonderkommando dat in de doodsfabriek het vuile werk bij de gaskamers en crematoria moest doen. Van de vermoedelijk zesendertig manuscripten die de schrijvers in flessen en potten begraven hebben, zijn er acht gevonden, sommige goed bewaard gebleven, andere zwaar gehavend. In oktober 1980 werd er nog een in het Grieks geschreven handschrift ontdekt, van Marcel Nadjari, de enige van de schrijvers die het overleefd heeft. De eerste, in februari 1945 op aanwijzing van voormalige gevangenen door het Rode Leger gevonden tekst was in het Frans geschreven, door Chaïm Herman. In maart 1945 werden twee in het Jiddisj geschreven manuscripten van Zalmen Gradowski gevonden. Shlomo (Zlama) Dragon, een van de weinige overlevende Sonderkommandos, wist waar ze begraven lagen. Hij was als Stubendienst belast geweest met het schoonmaken van de slaapplaatsen van de mannen die de hele dag bij de gaskamers en de ovens werkzaam waren. Dankzij hem had Gradowski een plaats bij het raam gekregen zodat hij licht had om te schrijven; het papier werd hem bezorgd door Jakob Freimark, een gevangene uit het commando Kanada, dat de bezittingen van nieuwaangekomenen sorteerde, Jakob Freimark. Dit is een van de aanwijzingen dat schrijven in Birkenau groepswerk was. In april werd een eveneens in het Jiddisj geschreven manuscript van Lejb Langfus gevonden, en van hem zeven jaar later een tweede – ook hij had er meer geschreven en begraven. In juli 1961 werd een eerste tekst van Zalmen Lewental gevonden, een tweede in oktober 1962.
Lês fierder by Raster