
Slauerhoff nam in de zomer van 1929 de praktijk waar van dokter Bremer in Beeststerzwaag. Zijn verblijf aldaar heeft slechts 36 dagen geduurd, maar deed in dit voorname en rustige provincieplaats heel wat stof opwaaien. De dichter-dokter stoorde zich allerminst aan de locale gedragscodes. Zo kreeg hij kennis aan Aaltje Koopmans, de negentienjarige dochter van de plaatselijke kruidenier en daar kwam hij ook rond voor uit. Met Aaltje reed hij in de Ford van dokter Bremer op een dag naar het huis van J.C. Bloem en Clara Eggink. Die woonden destijds in Sint Nicolaasga. Bloem werkte toen als griffier in Lemmer. Ook Edgar du Perron was daar die dag bij aanwezig. Bij die gelegenheid schreef Bloem dit gedichtje op de achterkant van een receptbriefje van Slauerhoff.
Toen ik klaar was met mijn toespraak in Galerie De Ooggetuige, kwam er een oude man naar mij toe en sprak mij aan: ‘Weet u wel dat dit het huis is, waar Slauerhoff destijds verbleef.’ Ik stond in de voormalige woning van dokter Bleeker: de wachtkamer was aan de voorzijde, de behandelkamer aan de achterzijde.