De Overtocht
De nacht slaat toe, ik zal niet breken.
Er is geen tijd en plaats
in dit tableau van gladde benen.
Niets krijgt méér gezicht
dan de laatste tellen
zonder strijd. Ik open mijn ogen
als kind in ongeboren licht
zie schimmen op de wand.
Buiten klinkt een vreemde
stem, morgen ben ik wie ik wil:
een gebroken lijf met witte baard,
achter mijn naam zal een kruisje staan.